In gesprek met de Volkskrant vertelt Smit boos te zijn geweest op de maatschappij en daarom te hebben meegedaan. “Op de politiek, op het korten op de zorg en op de scholen; dit was een kans om te laten zien dat we het zelf kunnen”, vertelt Smit. “Ik dacht écht dat we een zelfvoorzienend stukje Nederland gingen zijn met een akker, met kippen, koeien. En dat kan ook! Dat weet ik zeker.”
Het stond haar vooral tegen dat de beelden op een bepaalde manier aan elkaar geplakt worden. Smit: “Je hebt geen idee wat ze buiten met de beelden doen. De regie maakt er een heel eigen verhaal van.”
Daarbij herkenden haar vrienden haar niet meer: “Een vriendin zei: wat doe jij raar ineens – doordat ze fragmenten aan elkaar plakken kwam ik als een weirdo over.”
Praten
Maar wat haar het meeste tegenstond, waren de andere deelnemers. Zo zou er elke vijf minuten gedoe in het huis zijn geweest. “Al dat praten, de hele tijd maar praten met die mensen”, zegt ze. “Dat we in de min staan en hoe komen we in de plus. Dat ze hun spullen niet opruimen.” Ze leerde omgaan met mensen om wie ze anders met een boog omheen zou lopen. Ze begrijpt alleen niet waarom ze zolang bleef.
“Pas toen ik buitenkwam, werd alles duidelijk”, vervolgt ze. “Hoe ze je neerzetten. Hoe mensen op je reageren. Ik werd door wildvreemden besprongen in de supermarkt – vréselijk.”